Jan Dirk de Jong: “Die jongen antwoordde: hij geeft mij boosheid met liefde”

17 oktober 2023

In het kader van 20 jaar SIA spraken we met Jan Dirk de Jong, lector Aanpak Jeugdcriminaliteit aan de Hogeschool Leiden. Hij vertelt over zijn werk als lector en hoe jongerenwerkers in zijn visie het verschil kunnen maken.

Hoe kwam je erbij om lector te worden?

“Ik wist niet van het bestaan van lectoren, tot ik een mailtje kreeg van de Hogeschool Leiden. Dat was in 2014. Het werk van het lectoraat was vergelijkbaar met het werk dat ik deed maar dan met een vast salaris. Ons eerste kind was net geboren, dus die zekerheid kwam goed uit. En ik zou weer met studenten kunnen werken! Studenten aan de hogeschool zijn precies de mensen die na de opleiding in de praktijk gaan werken.”

Jan Dirk de Jong

Wat steek je op van contacten met de praktijk?

“Ik begon, nog voordat ik lector werd, met een project in Den Haag. Daar leerde ik het functioneren van een buurt kennen. Ik sprak met jongeren, professionals en ambtenaren. Alles was anders dan ik me had ingebeeld. Organisaties kijken allemaal vanuit hun eigen perspectief. Factoren als organisatiecultuur, belangen en financiën spelen een veel grotere rol dan ik dacht.”

Voeg je praktijkkennis aan het onderwijs toe?

“Ja, ik vind dat een belangrijke taak. Elke maandag geef ik les aan studenten van de minor ‘Werken in het jeugd- en veiligheidsdomein’. Ik breng mensen uit de praktijk mee als gastspreker: hulpverleners, ouders, politieagenten en voormalige jeugdcriminelen.

Zo’n politieagent vertelt bijvoorbeeld dat hij rekening moet houden met drie niveaus: zijn chef moet tevreden zijn, de burgemeester vindt er iets van en hij heeft te maken met het Openbaar Ministerie. Door die gastsprekers krijgen de studenten de weerbarstigheid van de praktijk mee die ik zelf heb ervaren tijdens mijn eerste project in Den Haag.

Studenten willen van betekenis zijn voor de maatschappij. Ik wil ze weerbaar maken, om te voorkomen dat ze de sector verlaten omdat ze gefrustreerd raken. Verder begeleid ik afstudeerders en geef ik ook les aan andere faculteiten en andere hogescholen.”

Wat heb je professionals te bieden?

“Samen met interventiespecialist Samuel Reiziger geef ik de cursus ‘De Grondhouding’. Die cursus gaat over je persoonlijke instelling en het belang ervan in samenwerking met anderen. Daar kom je allerlei moeilijke dingen in tegen.

Stel je loopt als jongerenwerker mee met een wijkagent. Jij en de agent komen een jongen tegen die jij begeleidt. Die jongen heeft fouten gemaakt en de agent wil hem oppakken. Maar jullie zitten net in een traject en jullie boeken vooruitgang. Daarin past de aanpak van de agent op dit moment slecht. Dan moet je schakelen, de agent zien te bewegen naar jouw verhaal. Misschien wil je afspreken dat je vanavond samen met de jongen naar het politiebureau komt? Sensitief in je werk staan, dat is wat je leert in deze cursus.”

Jan Dirk de Jong

Waar sta je nu met je onderzoek?

“Wat ik telkens zie bij mijn doelgroep, is dat het uitmaakt wie het werkt doet. Waarom vertrouwen jongeren die ene agent, docent of jongerenwerker wel en de andere niet? Ik interviewde een jongen met ‘een heftige forensische staat van dienst’, laat ik het zo even noemen. Hij was gewelddadig. Ik vroeg hem: waarom luister je van alle hulpverleners alleen naar persoon Y? Toen antwoordde hij: ‘Hij geeft me boosheid met liefde’.

Daarmee bedoelde hij dat die persoon hem corrigeerde, maar óók het beste voor hem wilde. Hij benoemde precies de X-factor van een hulpverlener. Die jongen voelde dat deze hulpverlener er voor hem was."

Wat doe je met dat inzicht?

“Overal kwam ik ze tegen, die figuren met de X-factor. Ik vertelde erover tijdens bijeenkomsten met professionals. Zo vertelde ik over een jongerenwerker uit Boskoop, die een knulletje een flinke uitbrander gaf. Het knulletje had iets uitgehaald bij de sportclub. Na de uitbrander vroeg de jongerenwerker: heb jij eigenlijk sportschoenen? Die had hij dus niet, waardoor hij niet mee kon doen. Toen zei de jongerenwerker: ‘Kom vanavond om zeven uur bij me thuis, dan krijg je sportschoenen van me.’ Zo’n knulletje denkt dan: deze is oprecht, hier heb ik iets aan.”

Wat mooi.

“Dat dacht ik eerst ook. Maar ik werd teruggefloten door het werkveld. Ik vertelde dit verhaal aan een groep ambtenaren in Alphen, en die zeiden: ‘Luister Jan Dirk, jij komt hier met je mooie verhalen, maar dit gaat ons niet helpen. Want het is niet meetbaar gemaakt. Wij stranden meteen bij de afdeling Inkoop. Die kunnen niets met mooie verhalen. Bij aanbestedingen gaat het om de KPI’s (Kritieke Prestatie Indicatoren).’ Dat was wel even wakker worden voor meneer de lector.”

Wat heb je ermee gedaan?

“Voor een betere aanpak van jeugdcriminaliteit hebben we die hulpverleners met de X-factor nodig. Daar moet budget voor komen. Het is een andere functie dan jongerenwerker, het vraagt andere competenties. Mijn anekdotische bewijzen brachten de praktijk niet verder. Wat ik nodig had, was een instrument om de verbondenheid te meten.

Ik maakte een vragenlijst en een street artist zorgde voor de plaatjes. De street artist was nodig, bleek uit het toetsen van het meetinstrument bij jongeren. Op de vraag ‘Zien je vrienden je staan?’ zei er bijvoorbeeld een: ‘Ja, die zijn niet blind.’ Maar zo letterlijk bedoelde ik het natuurlijk niet. Dus hebben we er een plaatje bij gezet met mensen die naar je zwaaien. Vervolgens heb ik de vragenlijst getest bij studenten, de doelgroep (voortijdig schoolverlaters, jeugddetentie en dergelijke) en ongeveer 800 vmbo-leerlingen. De uitkomst was: er is een cruciale rol voor de begeleider. Als die ‘boosheid met liefde’ geeft, geven jongeren uit de doelgroep aan minder vaak de fout in te gaan.

Is zo’n begeleider er niet, dan scoren ze hoog op forensisch gedrag. Het gaat om een kleine groep jongeren die hoog scoort op risico op criminaliteit. Dat zag je terug in het instrument: hun score sprong eruit. Je zag ook dat hulpverleners onderschatten hoe belangrijk ze zijn in de ogen van jongeren.”

Wat betekent dit?

“Vaak klopt een gemeente bij mij aan als het niet lekker loopt met een groep jongeren. Ze zoeken naar een betere aanpak. Bij een kermis of andere gelegenheid met verhoogd risico doen gemeenten een beroep op jongerenwerkers om op de moeilijke jongens te letten. En dat doen de jongerenwerkers dan ook nog, zo goed en kwaad als het gaat. Maar het is niet de kerntaak waarvoor ze worden betaald. Ik kan nu beter aantonen welke werkers daarin wel goed zijn. Daar moet een aparte aanbesteding voor komen.”

Vinden gemeenten dat ook?

“Gemeenten zien de jeugdcriminaliteit verjongen en verharden, denk aan – soms drillrap-gerelateerde – steekincidenten. Eind vorig jaar zette ik mijn position paper ‘Jongerenwerk voor de 2%’, online. Die gaat over wat werkt om recidive te voorkomen en sociale problematiek te verminderen. De paper is nu al meer dan 50.000 keer gedownload. Dat geeft wel aan hoeveel behoefte hieraan is in het werkveld.”

Gebruik je financiering van Regieorgaan SIA?

“Tot nu toe alleen indirect. Ik ben onderdeel van een Kenniscentrum dat verbonden is aan een faculteit. Twee van mijn collega’s doen mee in een SPRONG-consortium, waardoor er ook expertise van andere kennisinstellingen bij ons binnenkomt. Het gaat om de Vitale Delta, verbonden aan de Medical Delta, en een SPRONG-groep die onderzoek doet naar transformaties in de Jeugdzorg.”

Heb je een tip voor andere lectoren?

“Het is meer een tip aan mezelf, maar misschien herkennen andere lectoren zich erin. Mijn onderzoek begint groot te worden. Tot nu toe ben ik eenpitter geweest. Mocht het lectoraat uitbreiden, dan kom je in een meer coördinerende rol terecht. De tip aan mezelf is om het contact met het werkveld te houden, want het gaat om de relatie. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk om iemand te bedanken als die iets voor me heeft gedaan.”